Luise Jacobs.
Luise Jacobs.
interview

Luise Jacobs: "Hierna hebben we mutti nooit meer gezien"

Algemeen 1.506 keer gelezen

UDEN | Amersfoort 1943: Luise Jacobs, een tienjarig meisje, brengt haar moeder naar het station. Ze houdt haar stevig vast. " Ik had een akelig voorgevoel." Het zou inderdaad de laatste keer zijn dat ze Mutti zag.Want Maria Jacobs stierf in april 1947. De oorlog was toen al lang voorbij. Haar laatste brief, tientallen keren gelezen en opgevouwen, is voor Luise de waardevolste herinnering aan haar moeder.

Hoe ben je als Duits meisje in Nederland terecht gekomen?
"In 1939, voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was ik, samen met mijn broertje Klaus en zusje Leni in Duitsland op kindertransport gezet. Mijn vader Arthur Jacobs was een Jood en zat in een concentratiekamp. Hij zou de oorlog niet overleven. Wij kwamen in Nederland terecht en zouden daar na de oorlog blijven. Familie hadden we niet meer. Ik was zes jaar en enthousiast over de treinreis. Ik vond het één avontuur. Ik had nog nooit een trein gezien en we hadden nieuwe kleren gekregen. In de trein was het geweldig leuk, allemaal kinderen en een paar leidsters. Maar we konden geen wc's vinden. Dus na een paar uur begonnen de problemen. De kleintjes begonnen te huilen en plasten in de broek. De reis eindigde in Rotterdam in een asielcentrum. Na een paar maanden werden we overgeplaatst naar Eersel en vervolgens naar Amersfoort naar een nonnenklooster. Klaus ging echter naar een jongensinternaat in Voorhout."

Wat was er met je vader gebeurd?
"December 1936 werd mijn vader Arthur Jacobs voor de eerste keer gearresteerd. Hij had voorheen een eigen bedrijf gehad, maar Duitsers mochten geen zaken meer doen met Joden. Hij moest een werkloosheidsuitkering aanvragen. Iemand heeft hem illegaal een opdracht gegeven en vervolgens werd hij beschuldigd van fraude. Hij is gewoon in de val gelokt. Na een half jaar kwam hij thuis uit de gevangenis. Ik kende hem niet terug, hij was veranderd. In juni 1938 werd hij opnieuw opgepakt. Toen was alleen het feit dat hij Jood was, voldoende voor een arrestatie. Hij werd overgebracht naar concentratiekamp Sachsenhausen. We hebben hem nooit terug gezien."

Wat gebeurde er met jullie?
"Wij moesten uit ons huis en werden gedwongen bij andere Joden op een zolderkamertje te gaan wonen. Het was de opmaat naar de Kristallnacht. In die nacht van 10 november 1938 werden de huizen en inboedel van alle Joden kort en klein geslagen. De mensen stonden voor ons huis te schreeuwen 'Juden Raus'. Na die nacht leefden we met ons gezin overdag in de bossen. Heel vroeg 's morgens nam moeder ons mee naar buiten, een mand met eten en een dekbed aan haar arm. Wij droegen met drieën een opgerold tapijt. Zo hielden we ons warm, we sliepen en speelden in het bos. Mutti vertelde de prachtigste verhalen als we moe waren. En koud? In de huizen was het net zo koud, alle ramen waren kapot geslagen…Als het donker was gingen we weer naar bed in het zolderkamertje."

Hoe lang hebben jullie zo geleefd?
"Van november 1938 tot maart 1939. Toen had moeder via een stichting geregeld dat we naar Nederland konden. Zelf mocht ze niet mee. Ze bleef in Heiligenhaus, maar verhuisde algauw naar Düsseldorf om werk te zoeken. Daarnaast was ze steeds in de weer om de papieren in orde te krijgen voor de vrijlating van vader. Ze probeerde emigratiepapieren voor Brazilië te regelen. Haar pogingen werden steeds meer gedwarsboomd, niet in de laatste plaats door de naziburgemeester van Heiligenhaus, die de communicatie op alle manieren frustreerde."

Kwam je moeder nog ooit op bezoek bij jullie?
"Ja, ze is een paar keer op bezoek gekomen. De laatste keer was dat in 1943. Hierna hebben we Mutti niet meer gezien. Er kwamen ook geen brieven meer tijdens de oorlogsjaren. Treinen werden niet ingezet voor post- of personenvervoer. 1943 en 1944 gingen voorbij. Toen de bevrijding kwam in 1945 dachten we zeker: nu komt ze snel. Het duurde tot 1946 voor er een brief kwam via Het Rode Kruis. Ik was waanzinnig blij. Tot november gingen er brieven over en weer. En toen stopte het, we kregen geen post meer. Op een dag moesten Leni en ik bij het hoofd van de nonnen komen. We moesten gaan zitten en kregen een kopje thee. Dat was geen gewoonte. Toen kwam het slechte nieuws: "Jullie weten wel dat je moeder erg ziek is toch?" We wisten niets. Een poosje later werden we weer bij moeder-overste geroepen. Ze had een pakje voor ons met sieraden van mama, die moesten we maar samen verdelen. Onze moeder was op 25 april 1947 gestorven aan een ongeneeslijke ziekte. We moesten maar goed voor haar bidden."

Lees het hele interview in het Udens Weekblad van woensdag 22 februari.

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant