Afbeelding
Foto:

'Wij vluchtelingen'

“Laat ik allereerst vermelden dat we niet graag ‘vluchtelingen’ worden genoemd.” Zo opent Hannah Arendt haar essay Wij vluchtelingen uit 1943. Zij was toen al jaren bezig eerst Nazi-Duitsland en later Frankrijk te ontvluchten om zich te vestigen in Amerika. “Een vluchteling was vroeger iemand die een toevluchtsoord moest zoeken, omdat hij iets had gedaan of er een bepaalde politieke overtuiging op nahield”, schrijft zij verder. “Bij ons is de betekenis van de term ‘vluchtelingen’ veranderd. Tegenwoordig zijn ‘vluchtelingen’ degenen die het ongeluk hebben gehad zonder bestaansmiddelen in een nieuw land aan te komen en door vluchtelingencomités te moeten worden geholpen.” 

"Dat was 1943 en daarvoor, maar het is tachtig jaar later niet veel anders. En het ergste is dat het woord vluchteling “nog steeds afbreuk doet aan mensen en volkeren die zijn getekend door verlies en kwetsbaarheid. Nadat ze hun thuis, hun taal, hun vrienden en hun families hebben verloren, leven vluchtelingen in kampen, in het openbaar. Zij ondergaan de inbreuk op hun privéleven en hun openbare zichtbaarheid als een massa, niet als individu.” Dat schrijft Roger Berkowitz in een commentaar op Arendt haar essay in het tijdschrift Nexus 73 (2017: Maar er was geen plaats in de herberg, p.117). “De vluchteling is een beklagenswaardig personage. Met individuen kunnen we medelijden hebben, we kunnen hen in de ogen kijken, hun schouder aanraken en de menselijkheid voelen in hun pijn. Maar als we in aanraking komen met een massa vluchtelingen die met uitgestrekte handen een toevluchtsoord zoekt, maakt onze compassie vaak plaats voor medelijden (als het al geen angst is).”

"Precies deze mix van gevoelens proefde ik ook bij onze bewoners toen bekend werd dat wij de komende twee à drie weken ongeveer 150 asielzoekers een crisis noodopvang willen bieden tegen het sportpark van voetbalvereniging Festilent in de buurt van ’t Oventje aan. Mensen die zich zorgen maken over hun veiligheid, maar ook mensen die aanbieden om te helpen. Als u dit leest zijn de eerste asielzoekers waarschijnlijk aangekomen. Helaas, zoals ik opmaak uit de berichten die ik ontvang terwijl ik dit schrijf (zondag), waarschijnlijk toch mensen die de afgelopen weken al op verschillende plekken in het land in crisisnoodopvang hebben gezeten. Moet u zich voorstellen, dat u elke twee weken uw hele hebben en houden vaak verpakt in wat dozen of koffers moet oppakken om weer even met je kinderen, partner neer te strijken in de volgende noodopvang. Geen wonder dat ik hoop dat we deze mensen de komende weken hier gastvrijheid en vooral rust kunnen bieden. Dat Maashorst zich van zijn mooiste kant kan laten zien. Als ik zie wie er allemaal betrokken zijn geweest bij de voorbereiding, ambtenaren en vrijwilligers, en met hoeveel enthousiasme en betrokkenheid, dan heb ik daar vertrouwen in. Het is een vorm van medemenselijkheid! Dat zou iedereen willen ontvangen als hij of zij in deze omstandigheden terecht zou komen."

Paul Rüpp, burgemeester